Winkelwagen
U heeft geen artikelen in uw winkelwagen
Corticofobie, in het bijzonder voor dermatocorticosteroïden, komt bij 60-73% van patiënten met CE of verzorgers van patiënten voor.2,30 Nederlandse cijfers zijn niet bekend – hier doet men op dit moment onderzoek naar. In een Brits onderzoek geeft 72,5% van de patiënten of hun verzorgers aan zich zorgen te maken over het gebruik van dermatocorticosteroïden, hetgeen bij 24% leidt tot staken van de therapie. Angst voor een dunne huid was de meest voorkomende oorzaak voor de corticofobie. Tevens waren patiënten of hun verzorgers vaak niet in staat een dermatocorticosteroïd in de juiste sterkteklasse in te delen. Zo classificeerde bijvoorbeeld 31% van de patiënten die hydrocortison gebruikten dit als sterk of matig sterk, of als onbekende klasse.30 Onderzoek toonde aan dat patiënten minder therapietrouw zijn bij het gebruik van dermatocorticosteroïden, dan bij gebruik van orale corticosteroïden bij de behandeling van handeczeem. Na 3 weken bleek 78% van de patiënten de dermatocorticosteroïden volgens voorschrift te gebruiken, tegen 94% bij gebruik van orale corticosteroïden. Na 12 weken gebruik van de dermatocorticosteroïden was dit percentage gedaald naar 42%. De patiënten rapporteerden zelf echter een therapietrouw van meer dan 90%.31 De onderzoekers geven geen verklaring voor de slechte therapietrouw.
Als er onder de verzorgers sprake is van corticofobie, worden kinderen met CE vaak onderbehandeld.18 De verzorgers zijn vooral bang dat de huid dunner wordt.
Angst voor dermatocorticosteroïden blijkt samen te hangen met de hoeveelheid informatie die patiënten van professionals krijgen.2 Een gebrek aan informatie vertoont een directe correlatie met corticofobie. Vooral inconsequente informatie over de te gebruiken hoeveelheid, de te behandelen gebieden en de duur van de behandeling veroorzaakt veel onrust. Mogelijk ligt corticofobie onder professionals ten grondslag aan de inconsequente informatievoorziening. Daarnaast blijken patiënten met CE vaak te worden beïnvloed door negatieve adviezen van familieleden, vrienden en kennissen, waarbij misvattingen over dermatocorticosteroïden een belangrijk rol spelen. Men dient zich te realiseren dat zorgen over het gebruik van dermatocorticosteroïden ook kunnen voorkomen bij patiënten die therapietrouw zijn. Dit kan zich uiten in een (te) snelle afbouw van de therapie. Het is daarom aan te bevelen om de zorgen en angsten over de behandeling te bespreken.2 De VTE en uitleg over afbouwschema’s kunnen zowel voor de patiënt en zijn verzorgers, als de betrokken professionals effectieve hulpmiddelen zijn.
Bij mild tot matig CE waarbij langdurige behandeling nodig zal zijn, raden we aan het gebruik van corticosteroïdsparende middelen te overwegen, te weten de calcineurine-inhibitoren (pimecrolimus en tacrolimus). Deze moet men echter niet in de acute fase van het eczeem gebruiken, omdat dat klachten kan verergeren door irritatie, roodheid en branderigheid. Combinatietherapie van intermitterend gebruik van dermatocorticosteroïden en calcineurine-inhibitoren kan uitkomst bieden. We weten echter nog niet wat de langetermijneffecten van calcineurine-inhibitoren zijn.
Kortdurende orale immunosuppressieve behandeling van een exacerbatie kan plaatsvinden met orale corticosteroïden. Deze therapie kan men gedurende twee tot vier dagen inzetten als een pulstherapie of in een afbouwschema gedurende twee tot vier weken.17 Langdurige systemische behandeling met orale corticosteroïden is niet aan te raden. Voor langdurige behandeling met een oraal immunosuppressivum is onder andere ciclosporine A veilig en effectief gebleken voor gebruik bij ernstig CE bij volwassenen en kinderen ouder dan twee jaar.617 We adviseren systemische immuunsuppressiva zoals ciclosporine A alleen binnen de gespecialiseerde centra voor te schrijven.
Constitutioneel eczeem komt in de Westerse maatschappij in toenemende mate voor. Vrouwen en mannen hebben een even groot risico om de ziekte te ontwikkelen. Ongeveer 70% van de patienten heeft familieleden met eczeem, astma of hooikoorts. Zoals gezegd beginnen de klachten meestal op de vroege kinderleeftijd, maar de eerste verschijnselen kúnnen zelfs bij mensen van 70 jaar of ouder ontstaan.
* roodheid : de ontsteking zorgt voor een versterkte doorbloeding van de huid
* eczeem jeukt altijd. Door te krabben wordt jeuk tijdelijk verlicht, maar op termijn ontstaat een ‘jeuk-krab-jeuk’ cyclus: door het krabben ontstaat nieuwe jeuk, waardoor weer meer gekrabt wordt etc. etc.
* eczeem-huid is droog en schilferend
* lichenificatie : door krabben ontstaat na verloop van tijd een verdikking van de huid en vergroving van de huidstructuren, dit wordt lichenificatie genoemd.
infectie
bacteriën kunnen zich op eczeem-huid beter vestigen dan op gezonde huid. Ook in krabwondjes kunnen bacteriën zich uitbreiden. Er ontstaan dan rode, oppervlakkige wondjes (erosies) waar geel wondvocht uitkomt. Dit wondvocht droogt vaak in tot gele korstjes. Een bacteriele infectie van eczeem wordt impetigenisatie genoemd. Bij bacteriële infecties kunnen ook puistjes ontstaan.
blaren
tijdens een acute verergering van het eczeem kunnen blaasjes of zelfs blaren ontstaan, deze zijn met helder vocht gevuld.
pigmentverandering
door wrijven in de ogen kan na verloop van tijd een donkere verkleuring van de oogleden optreden. Wanneer eczeem tot rust komt kunnen plekken van de huid waar het eczeem gezeten heeft lichter gekleurd zijn dan de normale huid ( hypopigmentatie ). Bij mensen met een donker huidtype kan er ook juist sprake zijn van een donkere verkleuring van de huid ( hyperpigmentatie ). Deze kleurveranderingen verdwijnen meestal in de loop van de tijd.
Erytrodermie betekent letterlijk “rode huid”. Dit is een bijzondere vorm van eczeem , waarbij de heftige ontstekingsreactie gepaard gaat met een massale verwijding van de bloedvaatjes in de huid. De GEHELE huid is rood, strak gepannen, warm, gezwollen, schilferend en erg jeukend. De patiënt voelt zich daarbij meestal ziek. Dit is een ernstige situatie, omdat door de bloedvatverwijding de patiënt veel vocht , eiwitten en mineralen dreigt te verliezen. Er bestaat een risico op uitdroging en acute nierfalen. Een patiënt met erytrodermie dient in een ziekenhuis te worden opgenomen en behandeld.
De aanleg om allergisch te reageren(= atopie) kan helaas niet worden behandeld. De behandeling is gericht om de symptomen van jeuk en eczeem te bestrijden. Atopisch eczeem kan dus niet worden genezen, een goede behandeling kan wel uw leven en/of dat van uw kind een stuk draaglijker maken. De keuze van behandelvorm is afhankelijk van de ernst, lokalisatie, en stadium van het eczeem, de aanwezigheid van complicaties en de leeftijd van de patiënt.
De behandeling van atopisch eczeem bestaat altijd uit 3 onderdelen:
A. Anti-eczeem behandeling
B. Huidverzorging
C. Beperken van allergene- en niet allergene prikkels
A. ANTI-ECZEEM BEHANDELING
Het anti-eczeem behandeling is afhankelijk van de ernst, lokalisatie, en stadium van het eczeem, de aanwezigheid van complicaties en de leeftijd van de patiënt. Er bestaan drie vormen: uitwendige behandeling (zalfjes), inwendige behandeling (pillen slikken) en lichttherapie.