Winkelwagen
U heeft geen artikelen in uw winkelwagen
Cherry hemangiomas are common benign cutaneous vascular proliferations. They are also known as cherry angiomas, adult hemangiomas, or senile angiomas as their number tends to increase with age.[1] They were named Campbell De Morgan spots, after the name of a surgeon who worked at Middlesex hospital from 1842 to 1875.[2] According to the current classification by the International Society for Vascular Anomalies (ISSVA) for benign vascular tumors, cherry hemangiomas are not included although they have distinct clinical and histopathological features and are highly prevalent in adults.[1]
In the international literature, Campbell De Morgan spots have variously been known as senile angiomas, angioma eruption, angioma tuberosum, senile ectasia, angioma nodulare cutis, perles sanguines, ruby spots, and cancerodermes. Although De Morgan (1811 to 1876) associated these spots with the presence of cancer, this is not a common finding.
Sarah Fielding is a freelance writer covering a range of topics with a focus on mental health and social issues.
Casey Gallagher, MD, is a dermatologist and clinical professor in the Department of Dermatology at the University of Colorado Denver.
Cherry angiomas, which may appear as red moles or bumps on the skin, are lesions of small blood vessels that have dilated, swelled, and broken. While cherry angiomas may look like red moles, they are not actually moles.
Risk factors for cherry angiomas include genetics and pregnancy. Cherry angiomas commonly appear in older adults, usually popping up after age 30. About 75% of people over 75 develop cherry angiomas. Only 7% and up to 41% of adolescents and people in their 20s have cherry angiomas.
Cherry angiomas are not a cause for worry. Still, some people may remove them for cosmetic reasons or if they bleed after an injury.
Read on to learn about cherry angiomas, including their symptoms, causes, and when to see a healthcare provider.
Hemangiomen worden onderverdeeld in nodulaire hemangiomen, die gelokaliseerd en afgebakend zijn, en segmentale hemangiomen, die een plaque-achtige vorm hebben en een groter gebied van de huid beslaan.7 Bij segmentale hemangiomen is de kans op complicaties elfmaal zo groot als bij nodale.4 De meeste hemangiomen zijn oppervlakkig, maar sommige hebben ook een dieperliggende, subcutane component (gecombineerd hemangioom) en in zeldzame gevallen ligt het gehele hemangioom dieper in de huid. Deze subcutane hemangiomen zien eruit als een blauw of rood doorschijnende zwelling. Ze worden vaak pas later zichtbaar en gaan ook later in regressie.
De gevolgen van het niet tijdig behandelen van een ‘risicovol’ hemangioom kunnen levenslang merkbaar blijven. Er zijn vijf soorten mogelijke complicaties: (1) ulceratie en bloeding, (2) functionele of (3) cosmetische schade, (4) het bestaan van een onderliggend syndroom en (5) het ontstaan van een levensbedreigende situatie (voor de kenmerken van risicovolle hemangiomen zie [tabel 3] ).8
‘Risicovolle’ hemangiomen verdienen op korte termijn beoordeling door een gespecialiseerd arts. Spoed (doorverwijzing binnen enkele dagen) is geboden wanneer er al een complicatie is opgetreden, zoals ulceratie of functionele bedreiging van een orgaan. In Nederland zijn vier centra gespecialiseerd in diagnostiek en behandeling van hemangiomen: het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht, het Radboudziekenhuis te Nijmegen, het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam en het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam.
Aard van het risico | Kenmerk/locatie | Complicatie |
---|---|---|
Syndromen | gelaat, segmentaal | PHACES-syndroom |
onderste lichaamshelft, segmentaal(m.n. lumbosacraal, midline en perineaal) | LUMBAR-syndroom | |
Functionele schade | rondom oor/parotis gebied | otitis externa, gehoorverlies |
neus | destructie onderliggende nasale structuren | |
rondom oog (binnen orbitarand) | astigmatisme, amblyopie, traanbuis occlusie | |
Ulceratie | mucosa, plooien | ulceratie |
Levensbedreigend | baardregio/hals | luchtweg betrokken in hemangioom, ademhalingsproblemen |
lip | voedingsproblematiek | |
Cosmetisch | lip, oor, neuspunt, gesteeld, groot subcutaan hemangioom | kans op restschade na involutie |
Multipele hemangiomen | ? 4 hemangiomen | orgaanbetrokkenheid (meestal lever) |
Van de meeste hemangiomen is na involutie niets meer zichtbaar, maar onderzoek heeft laten zien dat bij ongeveer 40% van de kinderen toch een restlaesie achterblijft.10 Deze kan variëren van milde pigmentatie of rimpeling van de huid tot een ernstige anatomische deformiteit. De introductie van veiligere en minder invasieve behandelmethoden voor hemangiomen heeft ervoor gezorgd dat ‘risico op cosmetische schade’ steeds vaker een reden voor behandeling wordt. Van bepaalde typen hemangiomen weten we dat ze vaker een restlaesie achterlaten. Hemangiomen op neus, lip of oor laten eerder een permanent litteken achter. Bij gesteelde of hoog verheven hemangiomen blijft na involutie vaak overtollig vetachtig weefsel achter, en ook hemangiomen met een opvallend grote huidcomponent of een grote subcutane component geven vaker een restlaesie.5 In al deze gevallen moet de behandelend arts in overleg met de ouders een afweging maken tussen de nadelen van behandeling en het risico op cosmetische schade met mogelijk psychologische gevolgen voor het kind. De locatie van het hemangioom speelt hierbij een belangrijke rol.
Grote segmentale hemangiomen in het gelaat kunnen onderdeel zijn van het PHACES-syndroom: posterior fossa brain malformations, hemangioma, arterial cerebrovascular anomalies, cardiovascular anomalies, eye anomalies, sternal agenesia or supra-ombilical raphe .11
Segmentale hemangiomen op de onderste lichaamshelft, met name lumbosacraal, ter hoogte van de midline en perineaal, kunnen passen bij het LUMBAR-syndroom: lower body hemangioma and other skin defects, urogenital anomalies and ulceration, myelopathy, bony deformities, anorectal malformations and arterial anomalies, and renal anomalies ).1213
Bij deze segmentale hemangiomen is doorverwijzing wenselijk. In gespecialiseerde centra kan nadere diagnostiek plaatsvinden om een overigens zeldzame associatie met het PHACES- of het LUMBAR-syndroom aan te tonen of uit te sluiten.
Totté JEE, Breugem CC, De Graaf M, Toonstra J, Raphaël MF, Breur-Raymakers GJLM, Speleman L, Breur JMPJ, Pasmans SGMA. When and how should haemangioma be treated? Huisarts Wet 2013,56(2):74-8.
Most haemangiomas of infancy have a favourable course. With a careful history and physical examination, the general practitioner not only can distinguish between a haemangioma and vascular malformations, but also assess the potentially increased risk of complications. Haemangiomas can be treated effectively with beta-blockers such as propranolol in specialized centres, and a proactive policy is essential to prevent later damage or even life-threatening situations. Early referral is increasingly important. This articles present guidelines on how to recognize potentially dangerous haemangiomas. The beneficial effect of beta-blockers has resulted in doctors in primary and secondary care being involved in the treatment and follow-up of patients with haemangiomas. ‘KinderHuidhuis’, the Dutch digital platform for specialists, general practitioners, care providers, and patients interested in infant skin problems provides expertise and coaching for doctors involved in the treatment of these patients.
Systemische corticosteroïden waren lange tijd de behandeling van eerste keus voor hemangiomen. Deze behandeling moest meestal langdurig worden volgehouden, was niet altijd effectief en gaf bovendien vaak bijwerkingen zoals hypertensie, groeiretardatie en osteoporose.16
Idealiter zal men een risicovol hemangioom zo vroeg mogelijk in de proliferatiefase willen behandelen, dus liever proactief dan reactief. Het kind moet daarvoor worden doorverwezen naar een expertisecentrum, waar een multidisciplinair team bekijkt of additioneel onderzoek dan wel een interventie nodig is. Is behandeling met een bètablokker geïndiceerd, dan wordt vooraf het risico op bijwerkingen beoordeeld. Is de behandeling eenmaal gestart, dan komt het kind in een follow-uptraject waarin het effect van de medicatie geëvalueerd wordt en eventuele bijwerkingen nauwlettend geregistreerd worden. In het begin vindt die controle elke twee weken plaats, later elke twee maanden. De dosering en de duur van de behandeling hangen af van het type hemangioom, de behandelindicatie en de leeftijd bij aanvang van de behandeling. Over het algemeen moet de behandeling doorgaan tot het hemangioom in de stabiele fase is gekomen, gemiddeld rond de leeftijd van 1 jaar. Bij eerder staken van de bètablokker treedt vaak rebound-groei op.