Winkelwagen
U heeft geen artikelen in uw winkelwagen
Immunsuppressiva werden hauptsächlich eingesetzt zur:
Darüber hinaus werden sie unter anderem auch zur Behandlung von Allergien, Hauterkrankungen, Augenerkrankungen, Krebs oder bei Bronchialasthma angewendet.
Da das Immunsystem Fremdkörper bekämpft, wird nach einer Organtransplantation eine immunsuppressive Therapie notwendig. Die Einnahme von Immunsuppressiva ist für betroffene Patient*innen lebensnotwendig. Denn ohne die Medikamente würde der Körper das transplantierte Organ abstoßen. Mit der Unterdrückung des Immunsystems wird diese Abstoßungsreaktion verhindert.
In den ersten Wochen nach der Transplantation ist die Gefahr einer Abstoßungsreaktion am größten. Deshalb beginnt die Therapie in der Regel mit mehreren Medikamenten und einer hohen Dosierung. Im Laufe der Zeit reduzieren sich die Anzahl der Medikamente und die Dosierung – sie werden aber nie komplett abgesetzt. Nach einer Transplantation müssen Immunsuppressiva ein Leben lang eingenommen werden.
Eine Autoimmunerkrankung entsteht aufgrund einer Fehlfunktion des Immunsystems. Warum diese auftritt, ist bisher nicht vollständig geklärt. Autoimmunerkrankung lassen sich nicht heilen, sie sind aber gut behandelbar. Bei der Therapie wird dabei auch auf Immunsuppressiva gesetzt, um die fehlerhafte Immunreaktion gegen den eigenen Körper zu unterdrücken.
Sie kommen unter anderem zum Einsatz bei:
Utrecht, juni 2005,
In hun artikel gaan De Bruin-Weller en Bruijnzeel-Koomen (2005:1096-100) maar in beperkte mate in op de bijwerkingen van de nieuwe middelen. De Food and Drug Administration (FDA) deed in maart 2005 ‘Alerts’ voor werkenden in de gezondheidszorg uitgaan, een over tacrolimus en een over pimecrolimus, naar aanleiding van post-marketingrapporten (www.fda.gov). Gewaarschuwd wordt voor een potentieel risico op het ontstaan van carcinomen. De Bruin-Weller en Bruijnzeel-Koomen meldden al dat tacrolimus bij proefdieren huidtumoren kan veroorzaken. De FDA rapporteert over 19 casuïstische mededelingen van lymfomen en huidtumoren die in verband gebracht worden met lokale toediening van tacrolimus. Van tacrolimus was al bekend dat het bij systemisch gebruik huidtumoren en lymfomen kon veroorzaken, doordat het middel de normale afweer tegen het ontstaan van tumoren onderdrukt. Na lokale toepassing van tacrolimus bij kinderen bleek dat in sommige gevallen ook meetbare bloedspiegels gevonden werden die in het bereik vielen van bloedspiegels gemeten na systemische toediening van het middel. Ook met betrekking tot pimecrolimus bestaat bezorgdheid over het risico op huidtumoren. De plaats van de topicale immunomodulerende middelen (TIM’s) lijkt dan ook beperkt door het potentiële risico op huidtumoren en andere tumoren. Duidelijkheid over de exacte grootte van dit risico zal er pas over geruime tijd zijn. De potentiële bijwerkingen van klasse-1- en klasse-2-dermatocorticosteroïden zijn bij een voorzichtig gebruik, conform de richtlijn ‘Dermatocorticosteroïden’ van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO uit 2001, niet heel ernstig. Het zou dan ook onverstandig zijn deze dermatocorticosteroïden op grote schaal te vervangen door middelen met een klein, maar reëel risico op ernstiger bijwerkingen.
Groningen, mei 2005,
De auteurs tekenen aan dat er nog weinig gegevens zijn over langetermijneffecten, met name wat betreft de UV-carcinogenese. Ik ben het hier geheel mee eens. Een aantal dagen na de aanvaarding van het bewuste artikel zijn er ‘Alerts’ uitgegaan van de FDA betreffende potentiële carcinogeniteit van tacrolimus en pimecrolimus (www.fda.gov).3 Tot december 2004 had de FDA 19 meldingen ontvangen die in verband worden gebracht met tacrolimus, waarvan 3 bij kinderen, en 10 die in verband worden gebracht met pimecrolimus, waarvan 4 bij kinderen. Het ging hier niet alleen om maligniteiten van de huid, maar ook om lymfoom. Na lokale toediening kunnen systemische bloedspiegels worden gemeten die bij kinderen zelfs zo hoog kunnen zijn als bij volwassenen na orale toediening. Deze gegevens, in combinatie met het werkingsmechanisme en het feit dat ook in dierstudies carcinogeniteit is aangetoond, heeft de FDA doen besluiten deze waarschuwing uit te doen gaan. De European Medicines Agency (EMEA) en het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) hebben nog niet gereageerd.
Dermatologische patiënten die wegens hun huidziekte een van de bovengenoemde medicijnen gebruiken, worden inderdaad beschouwd als kwetsbare patiënten. Deze groep moet extra aandachtig de beschermingsmaatregelen opvolgen. Naast de algemene, door het RIVM geadviseerde hygiënische en sociale maatregelen, dient deze groep zeer alert te zijn en bij twijfelachtige klachten direct zijn/haar behandelend arts te raadplegen. De meeste dermatologen proberen indien mogelijk de dosering van de bovengenoemde medicaties tijdelijk te verminderen. Daardoor wordt het immuunsysteem minder onderdrukt en wordt de kans op besmetting ook kleiner. Het is wel belangrijk dat je nooit zonder overleg met je dermatoloog met je medicijnen stopt.
Blog: Dr. E. Navadeh, Nationaal Huidcentrum
In welchen Fällen Immunsuppressiva nicht eingesetzt werden, hängt von individuellen Faktoren und dem jeweiligen Wirkstoff ab. Mithilfe der Krankenvorgeschichte kann der*die behandelnde Arzt*Ärztin entscheiden, welches Medikament infrage kommt beziehungsweise ausgeschlossen werden muss. Die häufigste Kontraindikation ist eine Überempfindlichkeit gegen den Wirkstoff.
Bestimmte Medikamente sind beispielsweise kontrainidziert bei: