Winkelwagen
U heeft geen artikelen in uw winkelwagen
Wanneer “leefregels” niet voldoende werken of wanneer de klachten ernstig zijn kan een medische interventie nodig zijn. Doordat het ontstaansmechanisme van RF zo complex is, zijn er vele verschillende middelen in de literatuur beschreven die niet allemaal even werkzaam zijn.
VAATVERWIJDENDE MIDDELEN
Vaatverwijdende middelen zijn werkzaam bij niet meer dan 50% van de patiënten.
– Calcium antagonisten. Deze groep middelen lijkt nog steeds het meest werkzaam te zijn bij zowel PRF als SRF. Calciumantagonisten zorgen voor vaatverwijding en remmen ook de functie van bloedplaatjes. Voorbeelden zijn nifedipine, amlodipine en diltiazem. Deze middelen verminderen zowel de frequentie, de duur als de ernst van de aanvallen.
– Prostaglandines. Deze stoffen remmen ook de bloedplaatjesfunctie, maar hebben mogelijk ook effecten op de regulatie van bloedvaatjes in de handen. Voorbeelden zijn prostaglandine E1 (PGE1) en prostacyclines (iloprost). Deze middelen worden via een infuus toegediend, tijdens een ziekenhuisopname. Zij worden toegepast bij de behandeling van ernstige RF met optreden van zweertjes aan de vingertoppen.
– Andere middelen zijn ook in de literatuur beschreven, maar hebben wisselende resultaten, zoals ketanserine, hydralazine, prazosine en captopril.
SYMPATHECTOMIE
Via een operatie kunnen de zenuwen die voor de bloedvernauwing van de handen zorgen worden doorgesneden. Over het nut van een dergelijke operatie bestaat in medische kringen geen overeenstemming.
ANAESTHESIOLOGISCHE METHODEN
Hiervoor wordt u doorverwezen naar een arts die gespecialiseerd is in pijnbestrijding, de anesthesist. Deze kan een zenuwblokkade via het ruggenmerg toedienen om zo de pijn en de vaatvernauwing te verminderen.
WONDBEHANDELING
Wondjes of zweertjes dienen adequaat en snel te worden behandeld om een secundaire infectie te voorkomen. Soms is een ziekenhuisopname nodig.
Lees verder onder de afbeelding
Meestal beginnen de symptomen aan een of meerdere vingers, en verspreiden zich dan verder. De aanval duurt niet langer dan enkele minuten.
Primair raynaudfenomeen (waarbij geen onderliggende ziekte het fenomeen uitlokt) is altijd symmetrisch. Vaak treedt het al op vanaf de tienerleeftijd.
Bij acrocyanose kleuren je vingers en/of tenen ook blauwrood, maar is dit langdurig (constant). Het verloopt niet in een duidelijke aanval.
Lees verder onder de afbeelding
Druk je met een vinger op de verkleurde zone, dan ontstaat een lichte vlek. Wanneer je loslaat, krijgt de vlek vanaf de randen maar langzaam opnieuw een rode kleur.
Je arts luistert naar je klachten. Op basis daarvan heeft hij meestal voldoende informatie.
Heb je ernstige klachten of andere tekenen die kunnen wijzen op een bindweefselziekte? Dan kan je arts beslissen om een bloedonderzoek uit te voeren.
--> Photo of a patient with Raynaud phenomenon that resulted from working with a jackhammer. Courtesy of the CDC.
Secondary Raynaud phenomenon should be distinguished from primary Raynaud phenomenon (Raynaud disease). They are distinct disorders that share a similar name. Raynaud disease is characterized by the occurrence of the vasospasm alone, with no association with another illness. Secondary Raynaud phenomenon is a designation usually used in the context of vasospasm associated with a variety of rheumatologic and non-rheumatologic diseases, environmental exposures, and/or medications. [4]
Diagnostic criteria for primary Raynaud phenomenon include the following [5] :
Attacks triggered by exposure to cold and/or stressYoung women who have had Raynaud phenomenon alone for more than 2 years and have not developed any additional manifestations are at low risk for developing an autoimmune disease. The same should not be said for older patients and male patients with Raynaud phenomenon, as vasospastic symptoms may predate systemic disease by as many as 20 years. In some studies, 46%-81% of affected patients have secondary Raynaud phenomenon.
Although Raynaud phenomenon has been described with various autoimmune diseases, the most common association is with progressive systemic sclerosis (90% in individuals with scleroderma) and mixed connective-tissue disease (85% prevalence). Raynaud phenomenon has also been described with such diverse diseases as systemic lupus erythematosus and other disorders not classified as autoimmune, including frostbite, vibration injury, polyvinyl chloride exposure, and cryoglobulinemia.
For primary Raynaud phenomenon, the first line of therapy consists of lifestyle measures. If these prove inadequate, the patient may benefit from pharmacologic treatment.